Op het Centraal Station van Dordrecht gaat de politie posters en spandoeken ophangen met een 'indringende blik' om fietsendieven af te schrikken. Het idee is afkomstig uit Engeland waar het aantal fietsendiefstallen daalde met 62 procent. In het Algemeen Dagblad staat een artikeltje over de poster en daarin komt een woordvoerder van de politie aan het woord: "Het richt zich op de wetenschap dat als iemand wordt gezien, hij sociaal wenselijk gedrag vertoont. Bij het zien van de posters met een indringende blik, hebben mensen het idee dat ze ook echt worden opgemerkt."
Wat mij zo boeit aan dit idee is het feit dat je eigenlijk wel weet dat het geen échte ogen zijn, maar dat het toch blijkt te werken. Het is dus geen rationele reactie, maar een instinctieve. Diep in ons onderbewustzijn zit blijkbaar een stemmetje dat ons waarschuwt als er indringend naar ons wordt gekeken - of die ogen nou echt zijn of niet.
Een voorbeeld van dezelfde logica hebben we eerder op dit blog besproken. Onderstaand bordje bleek het aantal foutparkeerders met 10 tot 20 procent te verlagen:
In mijn foto-archief vond ik nog deze foto die ik maakte van een bouwterrein in Amsterdam. Geen idee of dit bord het aantal diefstallen verminderd heeft. Maar het is een leuk voorbeeld omdat hier geen menselijke ogen, maar ogen van een uil zijn gekozen. Waarom een uil? Waarschijnlijk omdat een uil uitstekend in het donker kan zien. Maar als je mikt op een instinctieve reactie, een mentale reflex, maakt het niet uit of het logisch is, zou ik zeggen.
Dan heb je ook nog borden waar een oog op is getekend op een abstracte manier. Ik noem dit maar even de symbolische variant. Dat spreekt wellicht op instinctief niveau net zo aan als realistische ogen, maar zeker ben ik daar niet van. Zou daar ooit onderzoek naar zijn gedaan?
Als afsluiter moet ik het natuurlijk ook nog even hebben over waarschijnlijk het meest bekende voorbeeld van het idee dat 'vreemde ogen dwingen': Big Brother uit de roman 1984 van George Orwell. In de filmversie zie je overal beeldschermen, maar er hangen ook overal posters. Op de allereerste pagina van het boek lezen we dit:
"The hallway smelt of boiled cabbage and old rag mats. At one end of it a coloured poster, too large for indoor display, had been tacked to the wall. It depicted simply an enormous face, more than a metre wide: the face of a man (...). On each landing, opposite the lift-shaft, the poster with the enormous face gazed from the wall. It was one of those pictures which are so contrived that the eyes follow you about when you move. BIG BROTHER IS WATCHING YOU, the caption beneath it ran."